Antonius Arts, geboren in 1899 aan de Grobbendonckstraat toen nog een zijstraat van het Emmaplein, is de kleinzoon van een brouwmeester bij een van de talrijke bierbrouwerijen die de stad kende. Vader Piet Arts was hoofdonderwijzer aan de Gemeenteschool in de Nieuwstraat. Tevens was hij secretaris van de ,Commissie tot wering van het schoolverzuim'.
In juni 1964 is Antonius Arts gepensioneerd als directeur van het Postdistrict 's-Hertogenbosch. Van zijn hand is ,Het Brievenpostwezen te 's-Hertogenbosch' dat hij na een gedegen studie in 1978 liet uitgeven. Juli 1981 liet hij zijn beschrijving van het plaatselijk verkeer vastleggen.
Arts overleed op 24 januari 1987 in bejaardenhuis De Beemden in St. Michielsgestel.
Bij ouders van spijbelende kinderen kwam na schriftelijk aandringen tot schoolbezoek de deurwaarder aan huis. Op straffe van een boete maande de ambtenaar de ouders hun kind weer naar school te sturen. Het bijzondere van die man, zo herinner ik mij, was de leren riem om zijn buik. Daaraan zaten zakjes en kokertjes. De een was gevuld met scherp zand. Dat werd gebruikt om de boetebrief, geschreven met een kroontjespen te drogen. In het kokertje zaten de schrijfattributen. De actetas die de deurwaarder onder de arm droeg bevatte de documenten. Zo stapte hij van het ene naar het andere adres, want schoolverzuim was in mijn kinderjaren aan de orde van de dag. Kinderen bleven thuis om moeder te helpen of verrichtten zelfs betaalde arbeid in de fabrieken.
Open auto
Voor de eerste wereldoorlog en nog lang daarna was het in de straatjes een komen en gaan van langzaam
verkeer: de hobbelende paardetram, de karren van handelaren en koetsen van de welgestelden, hier en daar een fiets en soms zelfs een automobiel. Gezien de maximum snelheid van 10 kilometer per uur binnen de bebouwde kom mag je de eerste vijf auto's die in Den Bosch reden nog wel tot het langzaam verkeer rekenen. Enkele dokters, Godfried van Lanschot en Bernard Jansen bezaten als eersten in de stad een auto. Jansen, oorspronkelijk handelaar in rijwielen, later motors en vanaf 1898 auto's, reed zelf zijn Dion Bouton Voiturette N84. Een vehikel op vier wielen en vier stoelen erin, zonder dak erboven. De rem zat naast het portier en het stuur stond midden in het gemotoriseerde rijtuig, want meer stelde de Dion niet voor. De bankiers, zoals Hein Verheijen van de Verzekeringsbank ,De Kleine Bossche' en Godfried van Lanschot lieten zich door een chauffeur vervoeren. Jan Driessen is ruim vijftig jaar als chauffeur bij de familie Van Lanschot in dienst geweest. De Cottérau die hij bestuurde droeg N73 als nummerbord, hetgeen duidt op de 73ste auto in de provincie Noord-Brabant.
Bernard Jansen importeerde zelf zijn auto's vanuit Parijs. Maar het aantal PK's was nog zo gering en de weg zo heuvelachtig, dat hij en zijn vrouw af en toe uitstapten om de trage Dion tegen de helling omhoog te duwen. Op een dag dat hij bij zijn garage aan de Zuid Willemsvaart aankwam, zag hij dokter Gysen, een regent van de Godshuizen, met auto en al het kanaal induiken. Jansen bedacht zich geen moment en haalde de onfortuinlijke notabele uit het water.
Tramtafereel
Het echtpaar Jansen-Godschalx voor één van de eerste auto's in Den Bosch: de Dion Boston Voiturette (foto dateert van 1935).
De paardetram heeft voor mij wel een bijzondere herinnering. Voor een kind is een rijtuig met paard ervoor al indrukwekkend. Het gekletter van de paardehoeven en het gedreun van het bonkige rijtuig klinken soms nog in mijn oren. Maar het tafereel van een sjieke koets met geuniformeerd personeel blijft onovertroffen. De koetsier was niet zo maar een bestuurder. Statig met hoge hoed zat hij op de bok, de zweep omhoog gericht en de teugels losjes tussen de vingers. Naast de koetsier, trouw als een hond nam de bijrijder plaats. Dat heette in die kringen palfrenier. Achter op de treeplank van het rijtuig stond de knecht ofwel groom. De knecht verzorgde de paarden en hielp ook de passagiers bij het in- en uitstappen. Dat platte petje op zijn kop deed hem aan een piccolo denken. De overige heren droegen over hun donkerblauwe of rode uniform een wijde cape. Soms sloegen zij daar nog een pelerine overheen. Je zou het een schoudermantel kunnen noemen. Een jackpot op het hoofd en de zwarte kaplaarzen maakten het plaatje compleet.
Vigilante = hoer
De koetsier kon je als je een rit wenste aanspreken, vigileren heet dat. Maar dat woord had ook een ongunstige betekenis. Het sjieke woord voor hoer was vigilante. Ofwel dames die zich lieten aanspreken.
Rond het station en paraderend langs de Stationsweg zag je dames van lichte zeden, die er mannen aanspraken. De dames uit de stad die dat deden stonden algemeen bekend en men sprak er schande van. Maar in mijn jeugd waren er nog geen sexclubs en bordelen die zo openlijk zichtbaar waren als tegenwoordig.
Niet op elk uur van de dag en overal was er druk verkeer. Hier en daar kon het in de binnenstad ook erg stil zijn. Zo zelfs dat het gras tussen de kinderkopjes kans kreeg omhoog te schieten. Op een keer nam de directeur van het Huis van Bewaring het plan op gevangenen in de buitenlucht werk te laten verrichten. Onherkenbaar, met een sok over hun hoofd, mochten zij gras en onkruid wieden. In ingezonden brieven maakten lezers van de krant hun ongenoegen duidelijk over dat experiment. Toen er zich ook nog enkele raadsleden mee gingen bemoeien over de genante manier om boeven dergelijk werk te laten verrichten, werd het karwei gauw gestaakt. Arbeiders van Gemeente Werken namen de klus over.
Duwkarren, hondekarren, paard en wagen en de paardetram, dat was het ‚langzaam’ vervoer op de foto van het Stadsarchief bijeen op de Pensmarkt (±1900).
| 11 |